nr. 10, 14-6-2019
Joke (►column Glimmen) heeft een grote woordenschat. De mooiste manier om dat aan te horen is om samen in de auto te zitten. Ze praat dan aan een stuk door. Ze kijkt naar buiten en ziet van alles. Ik hoef alleen maar af en toe iets te mompelen om te laten weten dat ik luister.
En ze heeft overal een mening over: ’Ach, een lief kindje. Daaaaaag kindje. Mama, houd je kindje goed vast. Het mag niet zomaar de straat op rennen. Dan wordt het kindje overreden en gaat het dood.’. Ze kan geïrriteerd reageren op luidruchtige motoren en tegelijkertijd trots vertellen dat haar broer ook een motor heeft. De buitenlandse automobilisten worden doorgaans bemoedigend toegesproken: ‘Die Belg heeft een mooie auto. Hé Belg, jij rijd heel netjes, hoor! Mijn broer heeft ook zo'n auto.’. Soms is ze minder vleiend: ‘Duitsers rijden altijd te hard. Ze krijgen dan een proces-verbaal. Kost veel geld. Tien gulden zeker!’.
Als ze de dag (of de week of de maand) ervoor naar het Jeugdjournaal heeft gekeken, krijg ik de (al dan niet gedateerde) toestand in de wereld te horen: een verkeersongeluk, kinderen die gevaarlijk fietsen, een hondje dat was weggelopen en nu gelukkig weer thuis is, warm weer op komst.
Pas reden we langs een druk bezette carpoolplaats. Ze proestte het uit: ‘Hé, kijk nou, allemaal auto’s zonder benzine!’. Ik legde uit dat mensen hun auto daar neerzetten zodat ze samen het laatste stuk naar hun werk kunnen rijden. Dat scheelt auto’s op de weg, spaart benzine en het is gezellig. Joke zweeg en dacht na. Ze keek me daarna aan en lachte schamper: ‘Denk jij nou écht dat die auto’s daar de hele dag voor piet snot staan?’.