Column Hond

nr. 52, 24-2-2023

Hond


Het is zonde, vind ik, om goede, maar overtollige kantoorartikelen in de container ‘restafval’ te kieperen. Dus bood ik aan om ze naar de kringloopwinkel te brengen. Mijn collega’s lieten het gelaten toe, maar hielpen wel om alles in de auto te zetten.
Daags erna toog ik met mijn leasehond (►column Rol) naar het afleverpunt. Hond was zwaar geïrriteerd dat hij de achterbank moest delen met verhuisdozen. Vervolgens stopten we niet in het bos, maar op een voor hem totaal oninteressant terrein. Zijn humeur daalde tot ver beneden nul. We werden begroet door een medewerker, overduidelijk ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’. Ik vertelde dat ik kantoorartikelen kwam brengen. Terloops vroeg ik of ze ook honden aannemen. Het gezicht van de medewerker klaarde op en hij vroeg: ‘Heeft u een hond bij u, mag ik hem aaien?’. Hond was nog steeds geïrriteerd en taalde niet naar de aandacht van de medewerker. Toen ik de werpstok met bal aan de man gaf, sprong Hond uit de auto. Het leven zat hem ineens mee.
De man zwiepte de bal weg en Hond apporteerde. De interactie tussen de man en Hond was prachtig.
Met een stralend gezicht vertelde de man aan zijn collega dat Hond zo leuk was en dat hij de bal steeds terugbracht.
Uiteraard snapte ik ook wel dat de man moest werken en dat spelen met een hond niet op zijn takenlijst staat. Maar het was rustig en de man stond een nieuwe klant keurig te woord. Volgens mij kon deze pauze wel.
De collega van de man zei na enige tijd dat er weer gewerkt moest worden en gaf Hond terloops een aai. De man glunderde na, knuffelde Hond en ging aan het werk. Voor we wegreden zei de man: ‘Dag Hond, tot de volgende keer. Fijn dat we samen even konden spelen. Oh ja, dag mevrouw.’.
Ik bedacht dat ik precies hetzelfde zou hebben gezegd. En in dezelfde volgorde.



► Terug naar Column