Column Rol

nr. 17, 27-2-2020

Rol


Belangrijke factoren voor het welslagen van inclusie zijn gepaste sociale afstand, wederkerigheid, betrouwbaarheid. Mensen met verstandelijke beperkingen, zo stellen onderzoeken, zijn hierin veelal minder vaardig. Zij begrijpen hun impliciete rol als buren onvoldoende. Gedeelde interesses (de vierde factor) zijn beperkt aanwezig. Buren begrijpen dat wel, maar vinden het desondanks knap lastig om echt contact te maken en houden.
Mijn contact met mijn buurtgenoten is hartelijk, maar oppervlakkig. Als de nood aan de mens is, is burenhulp wel nabij. Die rol is helder en prima.
Vorig jaar werd ik plagerig geïnformeerd over mijn nieuwe buren: een gezin met zes pubers.
Zés! Púbers! Slik.
De eerste kennismaking was conform mijn buurtrol: hartelijk en oppervlakkig. Ik kwam er snel achter dat er ook een buurhónd is. Ik vind honden leuk. Vooral in de lease-uitvoering: wel de lusten, niet de lasten. Mijn Zweedse leasehond woont te ver weg voor spontane wandelingen. Mijn nieuwe buurhond bleek een aantrekkelijk type. Me terdege bewust van het overtreden van mijn buurtrol, bood ik aan om hem af en toe uit laten. Voor de vorm mompelde ik nog ‘als de nood aan de mens is’. Ik wachtte enigszins gespannen af of ik de regel van gepaste sociale afstand bruut had overtreden. Veiligheidshalve meldde ik ook het wederzijdse profijt, mijn betrouwbaarheid en interesse in honden. Met drie van de vier inclusiefactoren zat het dus wel snor. Tot mijn vreugde werd mijn aanbod overwogen. Na een geslaagde proefsessie promoveerde ik al snel tot uitlater. Inmiddels zijn buurhond en ik totaal idolaat van elkaar. Het is typisch een geval van ‘wie laat wie uit?’.
Het overtreden van de grenzen van mijn buurtrol pakte goed uit. Het kan dus.
Het oppervlakkige contact is inmiddels gegroeid naar warme vriendschap. En de pubers (overigens maar vier) laat ik weliswaar niet uit, maar wel graag toe.


►Terug naar Column