nr. 30, 20-3-2021
‘Zingen helpt tegen praten en tegen zwijgen’. Zo luidt stelling 10 bij het proefschrift van mijn copromotor Carla Frederiks*. Een mooie stelling en zo waar.
Pas liep ik alleen door de sneeuw. Ik genoot van de witte omgeving en van prachtige ijsformaties in de bedding van de Maas. Het is soms zo heerlijk om zonder andere mensen te wandelen. Alle tijd voor reflectie, briljante ideeën of helemaal niets. De rust was weldadig. Toch miste ik wat, maar ik kon het niet direct duiden. Ineens besefte ik dat ik nu vaak met mijn buurhond wandel (► Column Rol). Ik klets tegen hem (of niet) en gooi ballen die hij retourneert (of niet). We letten op elkaar, maar weinig moet. Ik dacht aan Carla’s stelling en aan mijn blijkbare gemis. Het werd ineens duidelijk: ‘Wandelen met een hond helpt tegen samen lopen en tegen alleen lopen’.
Toen ik vorige week bij Joke was, had zij geen zin in een praatje. Aanraken gebeurt nog steeds maar incidenteel. We zaten samen in haar kamer, in de zon. Ik twijfelde ineens enorm of mijn bezoek voor haar op zulke momenten zin heeft. Ik kom zonder haar uitnodiging en wanneer het mij schikt. Maar om nou na vijf minuten weer te vertrekken wanneer er geen meerwaarde lijkt te zijn…
Ineens zag ik, als vanaf een afstand, ons beiden zitten. Genietend van de warmte en het licht van de zon. Bewust van en tevreden met elkaars aanwezigheid, maar niet gestoord door elkaars aanwezigheid.
Zulk samenzijn helpt tegen eenzaamheid en tegen sociaal moeten zijn.
*C.M.A. Frederiks. Zorgbehoefte van en zorgverlening aan ouderen. Proefschrift Rijksuniversiteit Limburg. Maastricht, 1990.