Column Verwant

nr. 3, 30-11-2018

Verwant

 

Hij was met z’n ouders en broer op het jaarfeest van de zorgorganisatie.

Een jongen met ernstige meervoudige beperkingen. In vakjargon: ZZP8.

 

Ik zag dat hij genoot. Zijn heldere blauwe ogen twinkelden.

Ik zag dat zijn moeder ritmisch danste op de muziek van het huisorkest. Hij bewoog met ongecontroleerde bewegingen mee.

Ik zag dat hij zich ergerde omdat iemand zijn uitzicht belemmerde.

Ik zag dat zijn broer zich helemaal uitleefde op het springkussen, naar hem toe kwam toegerend, een paar gekke bekken trok en hem een zoen gaf.

Ik zag dat hij intens lachte en zijn broer nakeek toen die naar de huifkar spurtte voor een rit over het terrein.

Ik zag dat zijn vader hem voorzichtig iets te drinken aanbood, hem zijn medicijnen gaf en hem over zijn hoofd aaide.

Ik zag dat zijn moeder zijn rolstoel iets verzette zodat hij niet pal in de zon keek.

Ik zag, bij wijze van spreken, zijn ZZP-indicatie met levenslange afhankelijkheid. Altijd. Overal.

Ik zag dat hij voor de zoveelste keer misgreep naar zijn tamboerijn; zijn vader hielp hem.

Ik zag dat hij smulde van een hapje ijs.

Ik zag…

 

Ik zag en werd geraakt. Wat me vooral raakte was de gelijkenis. Zijn bewegingen, zijn stralende ogen,

zijn mimiek, zijn lach, zijn hele doen en laten.

Precies zijn moeder, als twee druppels water.

 

 

►Terug naar Column