Column Rotterdam

nr. 55, 25-5-2023

Rotterdam


‘Doe je mee met de Rotterdam Urban Trail? 5 of 10 kilometer lopen in je geboortestad langs en door kenmerkende gebouwen!’ Mijn zus paaide me om mee te doen. Ach, 10 kilometer lopen is goed te doen. Tot ik begreep dat het om hárdlopen ging. Maar ja, ik had al toegezegd. De weken erna trainde ik om 10 kilometer aan een stuk te hardlopen. Hoewel écht hard? De afstand was oké, de snelheid niet.
Ik heb tot mijn 18e jaar in de buurt van Rotterdam gewoond en daarna verhuisde ik naar Maastricht. Mijn oma kon deze keuze niet waarderen. Want wat moest haar kleinkind tussen al die katholieken? En inderdaad, mijn calvinistische inborst werd in het bourgondische zuiden al snel stukken soepeler. Maar ik zal het calvinistische stemmetje in mijn hoofd waarschijnlijk nooit echt kwijtraken.
Toch was ik apetrots dat ik uiteindelijk de 10 kilometer haalde, ondanks de dubieuze eindtijd. Het stemmetje schetterde wel steeds dat het echt niet zo’n prestatie is.
Op de dag zelf genoot ik van de ambiance. Rennen door de bioscoop, de bibliotheek, de Kunsthal, een kroeg, een kantoorpand. Het zicht op feestelijke Feyenoord-spandoeken, statige oude gebouwen en vooral de Erasmusbrug was geweldig. Het stemmetje was onhoorbaar.
Tot… Onderweg zag ik een kromgebogen 80-plusser rennen met een brede grijns op haar gezicht, intens genietend. Mijn waardering voor mijn eigen prestatie zakte pijlsnel.
Even later op zo’n 200 meter van de finish stonden, zover ik kon inschatten, bewoners en begeleiders van een woonbegeleidingscentrum te wachten op hun deelnemende, ietwat zwaarlijvige, huisgenoot. Toen hij met de tong op de schoenen kwam aangestrompeld, begeleidden ze hem tot vlak voor de finish. Luid gejuich steeg op toen hij net na de finishlijn zijn medaille kreeg. Kippenvel.
Ik bedacht plots dat het niets uit maakt hoe ver ik loop en hoe snel. Het gaat om het genieten van de prestaties van anderen én die van mijn zus en mijzelf.
Het stemmetje zweeg.



► Terug naar Column