nr. 8, 12-4-2019
De integratiegedachte staat of stond het eigenlijk niet toe: grootschalige woonvoorzieningen voor mensen met verstandelijke beperkingen op één locatie. Maar ze zijn er nog volop. Op zonnige dagen lopen er veel mensen rond: bewoners, medewerkers, bezoekers, lokaal volk. Er is weinig autoverkeer en doorgaans is het tempo van de wandelaars wat kalmer dan ‘op straat’. Dat heeft zo z’n voordelen. Het levert leuke ontmoetingen en gesprekken op.
Op een dag liep ik over het terrein van zo’n voorziening. Ik kwam een van de bewoners tegen en groette haar. Ze bleef staan en keek me aan.
‘Lekker weer, he?’, merkte ze op. ‘Ik woon hier al vijfentwintig jaar en ik woon dáár. Ik ben volgende week jarig. Mijn zus en broer komen op bezoek. Ik krijg cd’s van Frans Bauer en Jan Smit. En misschien ook wel een mooie armband, want dat heb ik gevraagd. We gaan op de groep lekker taart eten en ik krijg ook een advocaatje met slagroom. Ik word 63. Hoe oud ben jij eigenlijk?’. Ik (destijds net 50) reageerde met ‘Hoe oud dénk je dat ik ben?’. Ze bekeek me van top tot teen en antwoordde: ‘65!’. Ik reageerde: ‘Ik ben nog wel wat jonger dan 65’. ‘Oh, dan ben je 21!’ was haar repliek. Ik schoot in de lach, bedankte haar voor het compliment en noemde mijn werkelijke leeftijd. Zij lachte vrolijk mee.
Toen vroeg ze: ‘Ben jij getrouwd?’. Ik antwoordde dat ik niet was getrouwd. Ze keek me bezorgd aan en vroeg hoopvol: ‘Dan heb je thuis toch wel rolluiken voor je ramen?’.